Overleven op de oceaan

Voordat we op expeditie gaan, moesten we eerst een hilarische veiligheidstraining doorlopen. Dat avontuur stond 16 oktober in de Volkskrant onder noemer Ware Wetenschap. Wanneer je schip zinkt, moet je op alles zijn voorbereid, leert het NIOZ-team.

Iets grimmigs heeft het wel. De trainer van de Den Helderse veiligheidsspecialist DHTC Ben van Kuringen vraagt het wetenschappelijke team van Jan-Berend Stuut – en de verslaggever – om stil te staan bij alle levensbedreigende gevaren die op een schip kunnen voorkomen. Een niet geheel onterechte vraag: de groep gaat heel de maand november op expeditie over de Atlantische Oceaan.

Wat er zoal kan misgaan? Het schip loopt misschien vast op rotsen, kan in brand vliegen, tegen andere schepen botsen en uiteraard zinken. Verder bestaat altijd de kans dat je uitglijdt en van de boot af kukelt of dat een kabel ledematen afsnijdt. Tijdens de koffiepauze grapt Stuut: ‘Waar zijn we in hemelsnaam aan begonnen?’

Feloranje survivalsuits

Na een ochtend vol waarschuwingen, handige adviezen en zo nu en dan hilarisch acteerde instructiefilmpjes begint voor Stuuts wetenschapsteam het echte werk: overlevingstechnieken op zee oefenen. We hijsen onszelf in zware, feloranje survival suits die ons tegen het koude zeewater beschermen.

Eenmaal buiten begeleidt Ben ons over een metalen loopbrug naar een oefenplatform aan zee. ‘We lijken wel astronauten bij een Space Shuttle-lancering’, merkt een goedgehumeurde Chris Munday op, een van de microbiologen in Stuuts team.

Ben was zo aardig om foto’s van ons te maken.

Vrije val
De achtkoppige groep bereikt de rand van het platform. ‘Ga’, klinkt Bens bevel. ‘Kom op.’ Het is een vrije val van 8 meter. In geval van nood moeten we veilig van een schip kunnen springen. Stuk voor stuk overwinnen we onze angst en laten ons in het water vallen.

Op onze rug zwemmen we naar een nabijgelegen metalen ladder. Aan de onderste treden groeien vlijmscherpe mosselen, die kleine sneetjes in onze handen achterlaten.

Het kan dagen duren voordat hulp naar de Atlantische Oceaan komt, horen we. En dus oefent het team hoe je een ondersteboven gevallen reddingsvlot weer rechtop krijgt, hoe je erin klimt en waar in het vlot de noodvoorraad voedsel en water is te vinden. Maar ook zonder vlot zijn er tactieken om langer in leven te blijven wanneer je in zee drijft. Dicht op elkaar plakken helpt warmte vasthouden, bijvoorbeeld. De klunzige groepsknuffel in de astronautenpakken leidt tot een hoop gelach.

Reuzenplacemat
Echt warm krijgen we het niet – het zeewater is 13 graden Celsius – maar daar komt gauw verandering in. Promovenda Carmen Friesen ontsteekt na een korte instructie een signaalfakkel. Een boot met hulpverleners arriveert. We moeten in een soort reuzenplacemat plaatsnemen, waarmee de mannen ons aan boord takelen. Gered.

Na afloop van de training kijkt de groep vooruit naar de expeditie. ‘Gelukkig is het water niet zo koud bij de evenaar, waar we straks varen’, relativeert Stuut. Hoewel de geoloog al vaker zulke boottochten heeft ondernomen, ging daar in het verleden niet altijd een intensieve veiligheidstraining aan vooraf. ‘Na al een week op zee te zitten, vertelde de kapitein dan kort een verhaaltje over noodprocedures. Zoals we het nu doen, is absoluut beter. En leuker.’

Dit artikel verscheen in de Volkskrant op 16 oktober 2013.

de Volkskrant

 

 

 

Ronald Veldhuizen

freelance wetenschapsjournalist | boek: Eet Mij | onderwerpen: eetgedrag, evolutie, psychologie, mariene biologie | fotograaf | amateurfilosoof