Niet ieder pondje gaat door het mondje

Deze maand verscheen het boek ‘Tegengewicht – feiten en fabels over overgewicht’ van Jaap Seidell en Jutka Halberstadt, waarin zij misverstanden over obesitas en overgewicht willen opklaren. Zij stellen dat onze eetkeuzes sterk beïnvloedbaar zijn door reclame, geldkwesties en verslavende zoetigheid. We mogen de last van obesitas daarom niet enkel bij de dikkerds zelf leggen.

Jaap Seidell en Jutka Halberstadt

Hoewel het boek Tegengewicht op 1 april verscheen, zijn Seidell en Halberstadt serieus in hun missie om misverstanden rondom overgewicht op te ruimen. Afbeelding: © Jaap Seidell

Niet iedereen die te zwaar is heeft gezondheidsproblemen. Je hebt niet altijd 2000 kilocalorieën per dag nodig. Tweelingenonderzoek laat zien dat vetzucht in grote mate erfelijk is. Dat betekent dat niet ieder pondje door het mondje gaat; sommige mensen komen gewoon sneller aan dan anderen.

Deze en meer misverstanden komen aan bod in het boek Tegengewicht van voedingswetenschapper Jaap Seidell en psycholoog Jutka Halberstadt. Het belangrijkste misverstand: leefstijlkeuzes waardoor we dik worden gebeuren min of meer automatisch en onvrijwillig.

Daarom pleit Seidell voor, zoals hij het zelf noemt, meer betutteling rondom obesitas. Onze omgeving moet aantrekkelijker worden om mensen bewust en onbewust te helpen bij het maken van een gezonde eetkeus. En wie al zo dik is dat er gezondheidsproblemen dreigen, moet worden geholpen. Is dat een goede, haalbare en voor dikke mensen prettige manier om obesitas aan te pakken? Om dat te achterhalen, sprak ik met Seidell.

In het begin van je boek schrijf je iets opmerkelijks. Meer onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van obesitas zijn niet nodig, omdat zulk onderzoek niet tot effectievere maatregelen leidt. Dat vind ik nogal een vreemde uitspraak voor een wetenschapper.

“Kijk, waar negentig procent van het onderzoeksbudget voor obesitas heengaat, is genetisch en fundamenteel fysiologisch onderzoek. En er wordt al jaren onderzoek gedaan naar de wonderpil. Telkens komen ze weer een stofje tegen dat op een van de duizenden banen in de hersenen aangrijpt, en altijd blijkt het verhaal weer ingewikkelder te zijn. Of het lichaam zorgt er op een andere manier voor om te veel te eten, of de bijwerkingen zijn erger dan ze dachten.”

Maar voor andere ingewikkelde aandoeningen bestaan inmiddels toch ook medicijnen?

“Ja ja, het onderzoek naar oorzaken van obesitas moet ook wel doorgaan. Het is heus wel nuttig. En het gaat een keer – misschien over twintig, dertig jaar ofzo – iets opleveren. Maar daar hebben we nu dus niks aan.”

Aan wat hebben we nu dan wel iets?

“Gedragsonderzoek en mensen helpen bij het maken van goede keuzes. Zelfs als er een werkzaam medicijn zou bestaan, is het nog altijd niet verantwoord om te wachten tot mensen zo dik worden dat ze medicatie nodig hebben. Dat is een dure en niet effciënte oplossing. Ik heb liever dat we in een minder dikmakende omgeving leven, of op zijn minst leren de verleiding tot teveel eten te weerstaan.”

Dikmakende eetkeuzes zijn dus niet vrijwillig?

“Nee. Overgewicht komt het vaakst voor bij mensen met een laag inkomen, en dat is niet verbazingwekkend als je bekijkt wat gezond voedsel kost. Groenten en fruit zijn langzaam in prijs gestegen, terwijl boter en meel- en suikerproducten in prijs zijn gedaald. Mensen laten zich in hun eetkeuzes sterk leiden door prijs, en dikmakend voedsel kost het minste geld. Om obesitas tegen te gaan zou bijvoorbeeld een prijscorrectie – door bijvoorbeeld de juiste subsidies – heel erg op zijn plaats zijn.”

Wat kun je verder aan de omgeving veranderen?

“Nou, je kunt obesitas ook deels voorkomen door met gemeenten en scholen samen te werken. Dat doen we nu met de zogenaamde Jongeren Op Gezond Gewicht-projecten (JOGG). Dat zijn geen ellenlange voorlichtingen of verplichte sportdagen, maar gewoon slimme en positieve manieren om jongeren te verleiden tot gezonde keuzes. Verbied bijvoorbeeld niet de blikautomaten op school, maar plaats er fonteintjes waaruit je gratis water kunt drinken. Dat soort dingen.”

 

Medicijnen tegen overgewicht

Orlistat, een middel tegen vetopname

Dat is dus wat je met betutteling bedoelt. Een haast onzichtbare, in dit geval. Maar ik heb ook begrepen dat artsen actiever obesitas moeten betuttelen. Te zware patiënten zouden volgens de deels door jou geschreven Behandelrichtlijn voor Obesitas vaker hulp moeten krijgen. Hoe zou dat gaan?

“Kijk, als iemand bij de dokter komt met een specifieke klacht, die direct te maken heeft met obesitas, zoals kortademigheid of verschijnselen van suikerziekte – diabetes – dan is het logisch dat de dokter erover moet beginnen, wil hij die klacht verhelpen. Maar wanneer iemand met een gebroken pink bij de arts verschijnt en ook nog eens ongezond dik is, dan wordt de vraag: moet de dokter daar iets over zeggen? Ik denk van wel.”

Waar ligt dan de grens tussen ongezond dik en normaal overgewicht?

“Het hangt af van hoe duidelijk de aanwijzingen voor problematische obesitas zijn. Kijk, jonge vrouwen met overgewicht die zichzelf te zwaar vinden, moet je niet erop aanspreken. Daardoor worden ze onzeker en gaan ze excessief lijnen en jojoën. Dat is ongezond en gewoon een slecht idee. Maar een man van vijftig met hoge bloeddruk, kortademigheid en zwaar overgewicht krijgt binnenkort waarschijnlijk diabetes, en hem niet helpen een beetje afvallen, is ook een slecht idee.”

 

Maar ga je dan niet te vaak mensen aanspreken op hun gewicht, wat alleen maar leidt tot discriminatie en vervelende psychologische gevolgen voor de patiënt. Niet iedereen zit erop te wachten om bij elk doktersbezoek te horen dat ’ie te zwaar is.

“Klopt, dat is een groot dilemma. We willen inderdaad geen mensen die er niet om vragen, de zorg in slepen. Je moet dus niet elke persoon met enig overgewicht erop aanspreken, want dat heeft geen zin. Daarom vinden we dat je alleen de mensen die directe gezondheidsrisico’s lopen moet helpen. En dat gebeurt nu te weinig. We hebben hier bij patiënten onderzoek naar gedaan, en we hoorden ze vaak zeggen: ‘Als de dokter mij had verteld dat ik bijna suikerziekte had, zou ik dat zeker willen horen. Maar hij zei niets, dus het zal wel goed wezen.’ Nu zijn die mensen ernstig ziek.”

De dokter had dus eerder iets moeten doen, begrijp ik.

Reclame voor eten is overal

“Wat dokters nu vaak doen, is veel te lang wachten. Meestal moet een patiënt ernstige diabetesklachten of een hartaanval krijgen, wil er iets gebeuren.Dat zijn situaties waarin je duidelijk eerder had moeten ingrijpen.”

Waarom zeggen de artsen nu dan niets?

“Dat komt doordat obesitas een moeilijk bespreekbaar onderwerp is voor artsen. Die zien er heel erg tegenop om met dikke mensen erover te praten. En dat heeft deels ermee te maken dat rondom die patiënt heel veel vooroordelen bestaan: lui, dom, te weinig wilskracht, niet goed gemotiveerd. Uit onderzoek blijkt dat artsen daardoor dikke mensen minder tijd gunnen, slechter behandelen, en slechtere diagnoses stellen.”

Wat zou een dokter dan, naast het bespreekbaar maken van obesitas, nog voor een patiënt kunnen betekenen?

“Je moet iets doen waar de patiënt echt wat aan heeft. Dus niet: hier is een dieet, ga naar de sportschool, en kom over ‘tig weken maar weer terug. Dat gebeurt nu erg vaak. Het is beter om samen met de patiënt een plan op te stellen om af te vallen met een gezondere leefstijl. Het hoeft niet eens veel te zijn – een paar kilo – om diabetes met zo’n tien jaar uit te stellen.”

Maar is dat plan dan uiteindelijk niet hetzelfde als lijnen, iets waarvan is bewezen dat het gewoon niet lukt?

“Nee. Als je gaat lijnen, dan ga je expres te weinig eten. ‘Ondereten’, zoals het heet. Dat is psychologisch en fysiologisch zwaar omdat je constant met een hongergevoel vecht. Daarom is het risico groot dat die verloren kilo’s snel terugkomen. Dat willen we niet. In ons plan is het de bedoeling om enkel het ‘overeten’ te stoppen. Dus niet minder eten, maar stoppen met de extraatjes. Dat is beter haalbaar.”

Gastvrije eettafel

Dat lijkt me een lastige klus.

“Dat is het ook. Maar om af te vallen is het al voldoende om mensen te leren met verleidelijke situaties om te gaan. We doen bijvoorbeeld onderzoek naar allochtone vrouwen in Amsterdam met zwaar overgewicht, meestal ook diabetes.Vanwege gastvrijheid in hun cultuur – op zich iets heel moois – schotelen die mensen elkaar continu lekker voedsel voor. En als gast mag je dat niet weigeren. Zet je zulke mensen op een dieet, dan verander je die eetsituatie niet. Zelfs als ze afvallen, zijn het dit soort dikmakende gewoontes die ze weer op gewicht brengen. Wat je moet doen is de vrouwen onderling afspraken laten maken over wat normaal is om op te dienen. Kun je die baklava met honing en noten niet vervangen door iets anders? In die richting moet je denken.”

Je wilt dus gewoontes veranderen.

“Ja. Een bekender voorbeeld is emotioneel eten, waar mijn collega-onderzoeker Tatjana van Strien veel mee doet. Dat is een kwestie van je hersenen die een beloning zoeken wanneer ze zich niet goed voelen. Mensen hebben zichzelf aangeleerd zo’n beloning in voedsel te vinden, maar je kunt mensen ook helpen bij het bedenken een ander soort beloning. Iets anders wat je leuk vindt, zoals – simpel gezegd – een bloemetje kopen of een mooie jurk. Extra eten is gewoon aangeleerd gedrag; een gewoonte. Die gewoonte kun je vervangen door een nieuwe aan te leren.”

Zelfs als mensen een paar kilo afvallen, leert onderzoek ons dan niet dat de meeste mensen dat niet kunnen volhouden; met andere woorden: wat is het wetenschappelijke bewijs dat jouw methode wel werkt?

“Helaas is dat bewijs er niet op de echte lange termijn. Je hebt gelijk dat de onderzoeken waarin mensen afvallen meestal niet langer duren dan een of twee jaar. Dat komt doordat het geld dan meestal op is. En we weten ook dat gedragsverandering best lastig is. Maar, weet je, iets beters is er nu gewoon niet. Bovendien zijn er wel degelijk studies die uitwijzen dat langduriger begeleiding betere resultaten oplevert dan mensen na een dieet aan hun lot over te laten. En mensen met dreigende gezondheidsklachten moet je gewoon helpen. Dit is voorlopig onze beste hoop.”

Tegengewicht - Fabels en feiten over overgewicht

Tegengewicht – feiten en fabels over overgewicht van Jaap Seidell en Jutka Halberstadt, ligt al sinds 1 april in de boekhandel. Seidell is hoogleraar voedingswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Jutka Halberstadt is klinisch psycholoog en werkt eveneens aan de VU.

 

Dit artikel verscheen eerder op Kennislink.nl